24 december 2010

Dag,

Wees een grote meid, spookt het door mijn hoofd. Tranen stromen over mijn wangen. Wees een grote meid zeggen weer die stemmetjes in mijn hoofd. Maar moet dat? Moet je de buitenwereld laten denken dat het je niks doet, dat je geen jankerd bent? Dat je groot genoeg bent en dat je niet meer als een klein meisje hoeft te huilen. Maar wat wil je als het lichaam van iemand waarom je veel geeft zegt: later, ik heb er geen zin meer in, ik houd er mee op. Moet je dat dan zomaar laten gaan? Met de troostende arm van papa om mijn schouder, snif ik en stromen de tranen alweer over mijn wangen, langs mijn neus, kin. Een druppel valt op mijn rokje. Mijn rokje met fleurige en vrolijke rozen. Want dat was ze. Altijd vrolijk, optimistisch, zorgzaam en vooral heel lief. Als ik het jongste dochtertje zie huilen, stort ik in. Je kan niks doen. Net als mijn papa slaat haar papa die troostende arm om haar schokkend schoudertjes. Intussen staan de rijen mensen op. Nog even raak ik de kist aan en dan is ze weg. Als ik een kopje thee heb gedronken zoek ik de dochters op. Jeetje, wat zijn ze groot geworden. Ik geef ze een dikke knuffel en weet het komt goed. Ze zijn vrolijk, optimistisch, zorgzaam en vooral heel lief. Ze redden zich wel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten